Macarons

Kookinstructies

Maalde amandelen (of gemalen amandelen) mengen we met poedersuiker en mixen we geleidelijk tot een fijne massa. Ten slotte zeven we alles door een fijne zeef.

Eiwhiten met kristalsuiker kloppen we tot een stevige consistentie (we kunnen levensmiddelenkleurstof toevoegen).

Voorzichtig mengen we het gezeefde mengsel door de eiwitten met suiker met behulp van een lepel. Door lang te mengen wordt het beslag dunner, wat ervoor kan zorgen dat het voor het bakken meer uitloopt op de bakplaat. Het beslag is goed voorbereid wanneer het in stukken van de lepel afkomt die op "tongue" lijken.

Met een spuitzak met een gladde punt van 8 mm spuiten we op het bakpapier op de plaat kleine schuimpjes van ongeveer 35 mm in diameter. Als de schuimpjes niet genoeg dun zijn (het beslag is te dik), kun je de bakplaat een paar keer op de ondergrond laten vallen.

We laten de schuimpjes drogen totdat ze niet meer plakken bij aanraking met de vingers. De droogtijd varieert van een paar minuten tot enkele uren, dus het is goed om eerst één schelp als testmonster te bakken.

Daarna plaatsen we de bakplaat in een voorverwarmde oven op 160 °C (heteluchtfunctie). We bakken 10 minuten, verlagen de temperatuur vervolgens naar 140 °C en gaan door met het drogen.

Na het afkoelen scheiden we de schelp van het papier, rangschikken we ze op maat en vullen we ze met room.

We laten het ongeveer 12 uur in de kou rusten en daarna kunnen we het serveren.

Als alles goed gaat, zou de macaroon een diameter van 40 tot 45 mm moeten hebben en zou het verhoogd moeten zijn door de zogenaamde "voet". De schalen zouden glad en glanzend moeten zijn, alsof ze gelakt zijn. Bij het bijten zou de macaroon moeten knapperen en daarna op de tong moeten smelten. Van binnen moet er een zachte room zijn, maar de schalen mogen niet aan de tanden plakken.